0 6 1 1
zeshonderdelf,
op een abacus
  • zes·hon·derd·elf

zeshonderdelf

  1. "611", het getal tussen zeshonderdtien en zeshonderdtwaalf, zeshonderd plus elf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zeshonderdelf euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zeshonderdelf van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zeshonderdelf" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zeshonderdelf zeshonderdelfs
verkleinwoord zeshonderdelfje zeshonderdelfjes

de zeshonderdelfv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 611 is aangeduid
    • Als jij zeshonderdelf opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zeshonderdelfmv

  1. groep van 611 eenheden
    • Die zeshonderdelf kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.