Nederlands

       
0 6 0 0
zeshonderd,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·hon·derd
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

ˈzeshonderd'

  1. "600", het getal tussen vijfhonderdnegenennegentig en zeshonderdeen, zes maal honderd
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zeshonderd euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlak bij het strand in kamer zeshonderd van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "zeshonderd" ht als linkerdeel
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord zeshonderd zeshonderds
verkleinwoord zeshonderdje zeshonderdjes

Zelfstandig naamwoord

zeshonderd v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 600 is aangeduid
    • Als jij zeshonderd opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

zeshonderd mv

  1. groep van 600 eenheden
    • Die zeshonderd kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid