zeshonderdeneenenveertig

       
0 6 4 1
zeshonderdeneenenveertig,
op een abacus
  • zes·hon·derd·en·een·en·veer·tig

zeshonderdeneenenveertig

  1. "641", langere vorm van zeshonderdeenenveertig, zeshonderd plus eenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft zeshonderdeneenenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot zeshonderdeneenenveertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "zeshonderdeneenenveertig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)