zeshonderdendrieënzestig

       
0 6 6 3
zeshonderdendrieënzestig,
op een abacus
  • zes·hon·derd·en·drieën·zes·tig, zes·hon·derd·en·drie·en·zes·tig

zeshonderdendrieënzestig

  1. "663", langere vorm van zeshonderddrieënzestig, zeshonderd plus drieënzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft zeshonderdendrieënzestig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot zeshonderdendrieënzestig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "zeshonderdendrieënzestig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)