zeshonderdtweeënzeventig

       
0 6 7 2
zeshonderdtweeënzeventig,
op een abacus
  • zes·hon·derd·tweeën·ze·ven·tig, zes·hon·derd·twee·en·ze·ven·tig

zeshonderdtweeënzeventig

  1. "672", het getal tussen zeshonderdeenenzeventig en zeshonderddrieënzeventig, zeshonderd plus tweeënzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zeshonderdtweeënzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zeshonderdtweeënzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zeshonderdtweeënzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zeshonderdtweeënzeventig zeshonderdtweeënzeventigs
verkleinwoord zeshonderdtweeënzeventigje zeshonderdtweeënzeventigjes

de zeshonderdtweeënzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 672 is aangeduid
    • Als jij zeshonderdtweeënzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zeshonderdtweeënzeventigmv

  1. groep van 672 eenheden
    • Die zeshonderdtweeënzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.