zeshonderdenzevenentwintig

       
0 6 2 7
zeshonderdenzevenentwintig,
op een abacus
  • zes·hon·derd·en·ze·ven·en·twin·tig

zeshonderdenzevenentwintig

  1. "627", langere vorm van zeshonderdzevenentwintig, zeshonderd plus zevenentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft zeshonderdenzevenentwintig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot zeshonderdenzevenentwintig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "zeshonderdenzevenentwintig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)