Nederlands

       
0 0 3 0
dertig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak
Woordafbreking
  • der·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

dertig

  1. "30", het getal tussen negenentwintig en eenendertig, drie maal tien
  2. om een hoeveelheid aan te geven
    • De totale kosten bedragen dertig euro en zevenendertig cent. 
    • De maanden april, juni, september en november zijn dertig dagen lang. 
     'Dertig jaar geleden zat het hier helemaal vol', zegt Claudette Bonin (60), serveerster van het Relais des Routier in Dordives. Nu zijn een paar tafels bezet voor de lunch.[4]
  3. om een plaats in een volgorde aan te geven
    • Het juiste antwoord op opgave dertig is "42". 
  4. de jaren dertig: de periode van 1930 t/m 1939
     De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[5]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "dertig" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "dertig" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "dertig" ht als rechterdeel
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord dertig dertigs
verkleinwoord dertigje dertigjes

Zelfstandig naamwoord

dertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 30 is aangeduid
    • Het is weer de dertig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar eenendertigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de dertig eenmaal voorbij was. 

dertig mv

  1. groep van 30 eenheden
    • De dertig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. dertig op website: Etymologiebank.nl
  4.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  5. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
  6.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Uitspraak
Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

Hoofdtelwoord

dertig

  1. dertig


Zeeuws

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederlandse dertich

Hoofdtelwoord

dertig

  1. dertig