• der·tig·ja·rig
stellend
onverbogen dertigjarig
verbogen dertigjarige
partitief dertigjarigs

dertigjarig

  1. 30 jaren durend
    • Gedurende dit dertigjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
     Volgens de overlevering vluchtten meisjes uit Plancher-Les-Mines gedurende de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) de bossen in om te ontkomen aan bloeddorstige huurlingen in dienst van de Zweedse bezetter.[2]
  2. met de leeftijd van 30 jaar
    • Bij de brand viel helaas een dertigjarig slachtoffer. 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant