Nederlands

       
0 7 0 0
zevenhonderd,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak
alternatieve weergave: /ˈzeːvə(n)ˌɦɔndərt/
Woordafbreking
  • ze·ven·hon·derd
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

zevenhonderd

  1. "700", het getal tussen zeshonderdnegenennegentig en zevenhonderdeen, zeven maal honderd
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zevenhonderd euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zevenhonderd van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "zevenhonderd" ht als linkerdeel
Anagrammen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord zevenhonderd zevenhonderds
verkleinwoord zevenhonderdje zevenhonderdjes

Zelfstandig naamwoord

zevenhonderd v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 700 is aangeduid
    • Als jij zevenhonderd opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

zevenhonderd mv

  1. groep van 700 eenheden
    • Die zevenhonderd kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid