zevenhonderdvijfentachtig

       
0 7 8 5
zevenhonderdvijfentachtig,
op een abacus
  • ze·ven·hon·derd·vijf·en·tach·tig

zevenhonderdvijfentachtig

  1. "785", het getal tussen zevenhonderdvierentachtig en zevenhonderdzesentachtig, zevenhonderd plus vijfentachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zevenhonderdvijfentachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zevenhonderdvijfentachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zevenhonderdvijfentachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zevenhonderdvijfentachtig zevenhonderdvijfentachtigs
verkleinwoord zevenhonderdvijfentachtigje zevenhonderdvijfentachtigjes

de zevenhonderdvijfentachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 785 is aangeduid
    • Als jij zevenhonderdvijfentachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zevenhonderdvijfentachtigmv

  1. groep van 785 eenheden
    • Die zevenhonderdvijfentachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.