0 7 0 3
zevenhonderddrie,
op een abacus
  • ze·ven·hon·derd·drie

zevenhonderddrie

  1. "703", het getal tussen zevenhonderdtwee en zevenhonderdvier, zevenhonderd plus drie
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zevenhonderddrie euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zevenhonderddrie van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zevenhonderddrie" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zevenhonderddrie zevenhonderddries
verkleinwoord zevenhonderddrietje zevenhonderddrietjes

de zevenhonderddriev / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 703 is aangeduid
    • Als jij zevenhonderddrie opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zevenhonderddriemv

  1. groep van 703 eenheden
    • Die zevenhonderddrie kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.