1. Een uniform versierd met gele tressen.
  • tres
enkelvoud meervoud
naamwoord tres tressen
verkleinwoord tresje tresjes

de tresv / m

  1. (kleding) boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde
    • In vroeger tijden ging de soldaat op zijn paasbest ten strijde: felgekleurd, beladen met tressen, goudgalon en wuivende pluimen. (…) En met slechts weinig ontleningen was de indrukwekkende verschijning van de militair voor de burger bereikbaar: wat galon, een tres of ‘brandenbourgs’ was voldoende voor een oogverblindend resultaat. [4]
49 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[5]


Telwoord (cat)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

tres

  1. drie


Telwoord (dan)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 106
3 13 30 109
4 14 40 1012
5 15 50 1015
6 16 60 1018
7 17 70 1021
8 18 80 1024
9 19 90 1027

tres

  1. zestig


Hoofdtelwoord (lat)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

tres

  1. drie
  • Romeins cijfer: III.


Telwoord (oci)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

tres

  1. drie


  • tres
Telwoord (spa)
0
1 11 21 10 100 103
2 12 22 20 200 106
3 13 23 30 300 109
4 14 24 40 400 1012
5 15 25 50 500 1015
6 16 26 60 600 1018
7 17 27 70 700 1021
8 18 28 80 800 1024
9 19 29 90 900 1027

tres

  1. drie