onze
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n | mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je | jouwe | jullie je | - |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n | zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r | hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn z'n (ervan) | zijne | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- on·ze
onze verbogen vorm van ons
- attributief voor enkelvoud m/v en alle meervouden
- Dit zijn onze kinderen.
- ▸ Ik accepteerde de naam direct en we klonken met onze glazen cola om het te vieren.[1]
- zelfstandig.
- Dit is jullie huis en dat is het onze.
- Het woord onze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onze" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
0 | 0 | 1 | 1 |
onze,
op een abacus
op een abacus
- onze
onze
hoofdtelwoorden samengesteld met "onze" als rechterdeel