• er·van
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     van  
 persoonlijk     ervan  
aanwijz.   nabij     hiervan  
  veraf     daarvan  
  vragend/betrekk.     waarvan  

(scheidbaar)
ervan [1]

  1. vervangt *van het
    • Dit is een mooie opname ervan. 
    • Hij heeft er een mooie opname van gemaakt. 
    • Dat stuk is ervan afgebroken, maar gelukkig kan het nog wel gerepareerd worden. 
     Toen ik mijn tienjarige zoon vroeg wat hij ervan vond dat ik zo lang weg zou zijn, antwoordde hij: ‘Geen idee, dat weet ik toch pas als je weg bent?’[2]
  2. vervangt het onzijdig bezittelijk voornaamwoord zijn bij zaken
    • Het concert was prachtig, maar de opname ervan is mislukt. ← ..zijn opname is mislukt. 
93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be