jouwe
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n |
mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je |
jouwe | jullie je |
- |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n |
zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r |
hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn z'n (ervan) |
zijne | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- jou·we
jouwe
- zelfstandige vorm van jouwe, tweede persoon enkelvoud informeel
- Is dit kopje nu het mijne of is het het jouwe?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jouwe | jouwen |
verkleinwoord |
- zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot jou behoort
- Voor jou en de jouwen ook een heel fijne Kerst en alle goeds voor het nieuwe jaar!
vervoeging van |
---|
jouwen |
jouwe
- aanvoegende wijs van jouwen
- Het woord jouwe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jouwe" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be