Telwoord (dan)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 106
3 13 30 109
4 14 40 1012
5 15 50 1015
6 16 60 1018
7 17 70 1021
8 18 80 1024
9 19 90 1027

ni

  1. negen
    • ni

    nini

    1. nochnoch
      «La vie c'est ni un chagrin, ni un plaisir: c'est un devoir qui faut remplir.»
      Het leven is noch droefenis, noch genoegen: het is plicht die vervuld moet worden.

    ne … ni

    1. niet … en niet …, … noch
      «Il ne boit ni ne mange.»
      Hij drinkt noch eet.
    • ni
    • Afgeleid van het Proto-Slavische *ni

    ni

    1. (dialect) niet
    • ni

    ni

    1. haar, 'r; accusatief enk van ona
      «Dárky pro něho a pro ni
      De cadeaus voor hem en voor haar.
    • Ni wordt gebruikt achter een voorzetsel, in alle andere gevallen (korte en lange vorm) wordt ji gebruikt

    ni

    1. (dichterlijk) noch