ja
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
Bijwoord
ja
- duidt bevestiging, instemming, toestemming, inwilliging of toegeving aan
- Heeft hij dat echt gezegd? Ja.
- Mag ik nog een stukje taart? Ja.
- Vind jij dat ook? Ja.
Antoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: ja en amen op alles zeggen
met alles akkoord gaan
- [1]: geen ja en geen nee zeggen
weigeren noch toezeggen
- [1]: ja kun je krijgen, nee heb je al
wordt gebruikt als bemoediging voor iemand die ertegen opziet om iets te vragen
- [1]: ja en neen is een lange strijd
wordt gebruikt wanneer er twee het oneens zijn en niemand wil toegeven
- [1]: iemand geloven bij ja en neen
iemand op zijn erewoord geloven
Vertalingen
1. duidt bevestiging of instemming aan
Tussenwerpsel
ja
- kreet van opwinding
- Ja! We hebben gewonnen!
- nou ja: kijk zo simpel is het! dat je dat niet wist!
- Nou ja... Op soortgelijke manier als 'kijk' gebruikt. Als antwoord op een vraag begint bevraagde met 'nou ja....' Dit wekt de suggestie dat het antwoord op de gestelde vraag voor bevraagde heel simpel is. Hij legt het alleen nog weer eens even uit aan de vrager, die het ook niet helpen kan dat hij het nog niet weet. Dat na dit nou ja... vervolgens een niet terzake doend antwoord volgt, lijkt voor bevraagde geen rol te spelen.[3]
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
ja o
- bevestigend of instemmend antwoord
- Hij antwoordde met een volmondig ja.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ja" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "ja" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3; p. 976
- ↑ ja op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC 20-01-2006 Ewoud Sanders
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Bijwoord
ja
Bosnisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nom. / voc. | jâ | mî |
accusatief | mȅne, me | nâs, nas |
genitief | mȅne, me | nâs, nas |
datief | mȅni, mi | nȁma, nam |
locatief | mȅni | nȁma |
instrumentalis | mnôm, mnóme | nȁma |
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Persoonlijk voornaamwoord
jâ
Duits
Bijwoord
ja
- ja
- toch, immers, inderdaad
- «Das ist ja Spitze!»
- Dat is toch geweldig!
- «Ich hatte es ja gesagt.»
- Ik had het toch/immers gezegd.
- «Das ist ja Spitze!»
- vooral
- wel (bijw.)
- nietwaar, hè, toch
- «Du kommst auch, ja?»
- Jij komt ook, nietwaar?
- «Du kommst auch, ja?»
Synoniemen
- [5] oder
Antoniemen
- [1] nein
Esperanto
Bijwoord
ja
Fins
Voegwoord
ja
Ido
Bijwoord
ja
Kroatisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nom. / voc. | jâ | mî |
accusatief | mȅne, me | nâs, nas |
genitief | mȅne, me | nâs, nas |
datief | mȅni, mi | nȁma, nam |
locatief | mȅni | nȁma |
instrumentalis | mnôm, mnóme | nȁma |
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Persoonlijk voornaamwoord
jâ
Lets
Voegwoord
ja
Middelhoogduits
Uitspraak
- IPA: /jaː/
Bijwoord
ja
Middelnederlands
Uitspraak
- IPA: /jaː/
Bijwoord
ja
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Naar frequentie | 34 |
---|
Bijwoord
ja
Oudfrans
Bijwoord
ja
Schrijfwijzen
Verwijzingen
- ↑ Vie de saint Léger, ca. 980
Oudnederlands
Bijwoord
ja
- ja; duidt bevestiging, instemming, toestemming, inwilliging of toegeving aan
Oudsaksisch
Bijwoord
ja
Pools
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nom. / voc. | ja | my |
accusatief | mnie, mię | nas |
genitief | mnie | nas |
datief | mnie, mi | nam |
locatief | mnie | nas |
instrumentalis | mną | nami |
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Persoonlijk voornaamwoord
ja
Slowaaks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | ja | my |
genitief | ma, mňa | nás |
datief | mne, mi | nám |
accusatief | ma, mňa | nás |
locatief | mne | nás |
instrumentalis | mnou | nami |
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Persoonlijk voornaamwoord
ja
Zweeds
Uitspraak
Woordafbreking
- ja
Naar frequentie | 35 |
---|
Bijwoord
ja