• sic
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: aldus’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]

sic

  1. op deze manier (gebruikt om een gang van zaken te markeren die niet vanzelfsprekend is)
  2. (taalkunde) het staat letterlijk zo in de brontekst
    • In een tekst staat sic doorgaans tussen haakjes. 
48 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]


sic

  1. sic


sic

  1. sic


sic

  1. sic


sic

  1. zo
  2. als volgt