• wo·ne
vervoeging van
wonen

wone

  1. aanvoegende wijs van wonen
     ‘Ik kan niet mee terug gaan. Deze heb ik lief, ik moet op aarde blijven!...’
    —‘Blijf daar dan, en word de rijst-aar, die ik je in het vooruitzicht heb gesteld,’ antwoordde Batara Guru, ‘je ziel wone voor altijd op dit rijstveld.’
    [1]
  1.   Weblink bron “De mooiste verhalen.” (1988), De Boekerij, Amsterdam, p. 125