nas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nassen
- gebiedende wijs van nassen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nassen
nâs of nas
- ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
- van ons (genitief van de eerste persoon meervoud)
nâs of nas
- ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
- van ons (genitief van de eerste persoon meervoud)
nās
- actief indicatief praesens, tweede persoon enkelvoud van nāre
nas
- ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
- van ons (genitief van de eerste persoon meervoud)
- bij ons (locatief van de eerste persoon meervoud)