hè
Niet te verwarren met: he, hê, hé, He |
- hè
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep om aandacht of bevestiging te krijgen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1] [2]
hè
- uitroep van verbazing
- Hè? Wat zeg je me nou?
- uitroep van teleurstelling of ergernis
- Hè, weer verloren!
- Hè, doe niet zo kinderachtig!
- woord aan het eind van een zin dat dient om te vragen om instemming
- Wat een leuke ouders heeft Dennis, hè?
- om opluchting uit te drukken
- Hè, dat is gelukkig voorbij.
- Het woord hè staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hè" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "hè" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be