Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaag

Werkwoord

vervoeging van
jagen

jaag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jagen
    • Ik jaag. 
  2. gebiedende wijs van jagen
    • Jaag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jagen
    • Jaag je? 


Afrikaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaag
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
jaag
/jɑːχ/
gejaag
/χəˈjɑːχ/
volledig

Werkwoord

jaag

  1. jagen
  2. opjagen
  3. stuiven, racen.
Schrijfwijzen
  • Arabische transcriptie: یَاخْ.
Synoniemen


Papiaments

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Nederlandse jagen.
stamtijd
onbepaalde wijs onvoltooid
deelwoord
voltooid
deelwoord
jaag

-
-
gejaag

klasse 4 volledig

Werkwoord

jaag

  1. jagen
Schrijfwijzen
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: yag.
Afgeleide begrippen