• stui·ven
  • In de betekenis van ‘waaien’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stuiven
stoof
gestoven
klasse 2 volledig

stuiven

  1. inergatief door wind verplaatst worden
    • Het zand heeft weer flink gestoven. 
  2. ergatief door de wind ergens naartoe verplaatst worden
    • Door de wind is de sneeuw op een hoop gestoven. 
  3. ergatief zich snel, als door de wind gedreven, voortbewegen
    • Hij stoof naar boven en nam haar in zijn armen. 
     Een seconde later stoof ze achteruit mijn kant op.[3]
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]