enkelvoud meervoud
nominatief ja my
genitief ma, mňa nás
datief mne, mi nám
accusatief ma, mňa nás
locatief mne nás
instrumentalis mnou nami
  • mne

mne

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. bij mij (locatief van de eerste persoon enkelvoud)


enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm my
genitief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
datief korte vorm mi nám
lange vorm mně
na voorzetsel
accusatief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel mně nás
instrumentalis korte vorm mnou námi
lange vorm
na voorzetsel
  • mne

mne

  1. mij; 1e persoon accusatief enkelvoud van
    «Vidíte mne
    Zien ze me?
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)

mne

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het (im)perfectieve werkwoord mnout