jaknik
- ja·knik
- naamwoord van handeling van ja knikken, op te vatten als samenstelling van ja tw en knik zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaknik | - |
verkleinwoord | jaknikje | - |
de jaknik m
- blijk van instemming door met het hoofd kort voorover te kantelen
- Het woord 'jaknik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Deugd, J. de"Karakter gaf doorslag: 1-3" in: De Telegraaf jrg. 91 nr. 30146 (26 november 1984); p. 15 kol. 7; geraadpleegd 2017-06-05
- ↑ "Feuilleton. Uit 't Zuiden van Limburg." in: Rotterdamsch Nieuwsblad jrg. 49 nr. 14936 (1 december 1926); p. 20 kol. 5; (oudste vindplaats schrijfwijze) geraadpleegd 2017-06-05