noch
- noch
- erfwoord, via Middelnederlands noch van Oudnederlands noch, als nevenschikkend voegwoord aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
noch
- (formeel) en (ook) niet
- ▸ Natuurlijk hebben noch ik noch de heren in lange jurken enig idee wat waar is en wat niet, maar je moet tenslotte toch ergens in geloven.[4]
- ▸ De feiten rondom de ontvoering van Mehdi ben Barka, die ook wel de handelsreiziger van de revolutie werd genoemd, zijn tot op heden onopgehelderd gebleven. Volgens het onderzoek dat door De Gaulle was opgezet had noch de Franse politie noch de geheime dienst enige rol hierin gespeeld.[5]
Noch komt vaak voor als tweede deel van de ontkenning, maar kan ook alleen staan of met zichzelf worden gecombineerd ([noch] het een, noch het ander)
|
- Het woord noch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "noch" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "noch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ noch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Safae el Khannoussi“Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim
, ISBN 9789493339125
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be