• nicht
  • In de betekenis van ‘dochter van broer, zus, oom of tante’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • In de betekenis van 'verwijfde man, die met andere mannen seksuele omgang heeft", sinds 1730 (zie de vindplaats hieronder)
Middelnederlands: nichte 'vrouwelijk familielid' (1220-1240), nigte 'kleindochter' (1240)
Germaans: *neftī-
Indo-Europees: *neptiH2
  • Verwant in Germaans:
West: Angelsaksisch: nift 'nicht, kleindochter, stiefdochter', Duits: Nichte, (Oudhoogduits: nift), Oudfries: nift(e), nefte
Noord: Oudnoords: nift 'vrouwelijk familielid, zuster'
enkelvoud meervoud
naamwoord nicht nichten
verkleinwoord nichtje nichtjes

de nichtv

  1. (familie) dochter van iemands broer of zus
  2. (familie) dochter van iemands schoonbroer of schoonzus
  3. (familie) dochter van iemands oom of tante

de nichtm

  1. (informeel) mannelijke homoseksueel, met de bijbetekenis dat die zich verwijfd gedraagt
    • wordende door 't woord nigten ... verstaen soodanige personen welke onder haer geselschap behoorden en met malcanderen de bekende vuijligheden kwamen te bedrijven [3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.


  • nicht

nicht

  1. niet