zwager
- zwa·ger
- In de betekenis van ‘schoonbroer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
- erfwoord afkomstig van:
- Middelnederlands: swager 'aangetrouwd mannelijk familielid'
- Germaans: *swēgra-
- Indo-Europees: *sueḱuro- 'schoonvader'
- Verwant in Germaans:
- Duits: Schwager
- (Oudhoogduits: swāgur) 'schoonvader; zwager; schoonzoon'
- Verwant in Romaans:
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwager | zwagers |
verkleinwoord | zwagertje | zwagertjes |
de zwager m
- (familie) de echtgenoot van een broer of zus of de broer van een echtgenote
- ▸ In 2002 brak Runge zijn academische carrière af, gooide het roer om en werd buschauffeur bij het touringcarbedrijf van zijn zwager, Tommy Bendler.[3]
- ▸ Ik wil iedereen bedanken die tijdens het schrijven van dit boek geduld met me heeft gehad en vanaf het allereerste begin in het idee heeft geloofd: mijn gezin, mijn broers en zussen, mijn schoonzussen en zwagers en mijn goede vrienden.[4]
- (Vlaams) schoonbroer
- (verouderd) behuwdbroeder
1.
- Het woord zwager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwager" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zwager" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwager op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ Mitch Albom“De klokkenmaker” (2012), SAGA, ISBN 9788726876796
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be