• nich·te·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nichterig nichteriger nichterigst
verbogen nichterige nichterigere nichterigste
partitief nichterigs nichterigers -

nichterig

  1. vrouwelijk doen zoals een mannelijke homofiel verondersteld wordt te doen
    • Behalve een onbeschrijflijk expressieve mimiek zet hij daartoe een mix van accenten in, waarin het Brabants en Limburgs dominant zijn. Een figuur kan vrouwelijke trekjes hebben, en van kakkineus of tuttig overhellen naar nichterig of verwijfd. Maar in zijn holster zit ook de onzekere jongen, de kakker met hoge stem, de burlende lefgozer of de arrogante cool guy. [1] 
99 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]
  1. Ron Rijghard 28 april 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be