non
Niet te verwarren met: non- |
- non
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kloosterzuster’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | non | nonnen |
verkleinwoord | nonnetje | nonnetjes |
de non v
- (religie) inwoonster van een vrouwenklooster
- Nonnen kan men makkelijk herkennen aan hun typische zwart-witte kledij.
- soort vogel en soort vlinder die qua uiterlijk lijken op bovenstaand vrouwspersoon
inwoonster van een vrouwenklooster
- Het woord non staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "non" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "non" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ non op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
non
- waar?
non
- niet: ontkenning
non
- nee
- «Vous ne voyagez pas souvent? Non, par manque de temps.»
- Reizen jullie niet vaak? Nee, bij gebrek aan tijd.
- «Vous ne voyagez pas souvent? Non, par manque de temps.»
non
nōn
- niet
- «Pecunia non olet.»
- Geld stinkt niet.
- «Pecunia non olet.»
- non sequitur