0 7 0 4
zevenhonderdvier,
op een abacus
  • ze·ven·hon·derd·vier

zevenhonderdvier

  1. "704", het getal tussen zevenhonderddrie en zevenhonderdvijf, zevenhonderd plus vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zevenhonderdvier euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zevenhonderdvier van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zevenhonderdvier" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zevenhonderdvier zevenhonderdviers
verkleinwoord zevenhonderdviertje zevenhonderdviertjes

de zevenhonderdvierv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 704 is aangeduid
    • Als jij zevenhonderdvier opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zevenhonderdviermv

  1. groep van 704 eenheden
    • Die zevenhonderdvier kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.