zevenhonderdennegenenveertig

       
0 7 4 9
zevenhonderdennegenenveertig,
op een abacus
  • ze·ven·hon·derd·en·ne·gen·en·veer·tig

zevenhonderdennegenenveertig

  1. "749", langere vorm van zevenhonderdnegenenveertig, zevenhonderd plus negenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft zevenhonderdennegenenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot zevenhonderdennegenenveertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "zevenhonderdennegenenveertig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)