zevenhonderdeenenveertig

       
0 7 4 1
zevenhonderdeenenveertig,
op een abacus
  • ze·ven·hon·derd·een·en·veer·tig

zevenhonderdeenenveertig

  1. "741", het getal tussen zevenhonderdveertig en zevenhonderdtweeënveertig, zevenhonderd plus eenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zevenhonderdeenenveertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer zevenhonderdeenenveertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zevenhonderdeenenveertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord zevenhonderdeenenveertig zevenhonderdeenenveertigs
verkleinwoord zevenhonderdeenenveertigje zevenhonderdeenenveertigjes

de zevenhonderdeenenveertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 741 is aangeduid
    • Als jij zevenhonderdeenenveertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de zevenhonderdeenenveertigmv

  1. groep van 741 eenheden
    • Die zevenhonderdeenenveertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.