Nederlands

       
0 9 0 0
negenhonderd,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·gen·hon·derd
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

negenhonderd

  1. "900", het getal tussen achthonderdnegenennegentig en negenhonderdeen, negen maal honderd
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen negenhonderd euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer negenhonderd van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "negenhonderd" ht als linkerdeel
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord negenhonderd negenhonderds
verkleinwoord negenhonderdje negenhonderdjes

Zelfstandig naamwoord

negenhonderd v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 900 is aangeduid
    • Als jij negenhonderd opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

negenhonderd mv

  1. groep van 900 eenheden
    • Die negenhonderd kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid