negenhonderdeenendertig

       
0 9 3 1
negenhonderdeenendertig,
op een abacus
  • ne·gen·hon·derd·een·en·der·tig

negenhonderdeenendertig

  1. "931", het getal tussen negenhonderddertig en negenhonderdtweeëndertig, negenhonderd plus eenendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen negenhonderdeenendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer negenhonderdeenendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "negenhonderdeenendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord negenhonderdeenendertig negenhonderdeenendertigs
verkleinwoord negenhonderdeenendertigje negenhonderdeenendertigjes

de negenhonderdeenendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 931 is aangeduid
    • Als jij negenhonderdeenendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de negenhonderdeenendertigmv

  1. groep van 931 eenheden
    • Die negenhonderdeenendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.