negenhonderdachtenzestig

       
0 9 6 8
negenhonderdachtenzestig,
op een abacus
  • ne·gen·hon·derd·acht·en·zes·tig

negenhonderdachtenzestig

  1. "968", het getal tussen negenhonderdzevenenzestig en negenhonderdnegenenzestig, negenhonderd plus achtenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen negenhonderdachtenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer negenhonderdachtenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "negenhonderdachtenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord negenhonderdachtenzestig negenhonderdachtenzestigs
verkleinwoord negenhonderdachtenzestigje negenhonderdachtenzestigjes

de negenhonderdachtenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 968 is aangeduid
    • Als jij negenhonderdachtenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de negenhonderdachtenzestigmv

  1. groep van 968 eenheden
    • Die negenhonderdachtenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.