negenhonderdenvierenveertig

       
0 9 4 4
negenhonderdenvierenveertig,
op een abacus
  • ne·gen·hon·derd·en·vier·en·veer·tig

negenhonderdenvierenveertig

  1. "944", langere vorm van negenhonderdvierenveertig, negenhonderd plus vierenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft negenhonderdenvierenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot negenhonderdenvierenveertig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "negenhonderdenvierenveertig" ht als linkerdeel

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)