0040
veertig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003
  • veer·tig

veertig

  1. "40", het getal tussen negenendertig en eenenveertig, vier maal tien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen veertig euro en zevenendertig cent. 
       De Zweedse bossen konden kant-en-klare stammen van twintig meter leveren, maar voor het werk met de palen in de rivier hadden ze de dubbele lengte nodig. Ze moesten daarom twee stammen samenvoegen om een paal van veertig meter te krijgen.[4]
       Op de sporadische brieven die voor haar kwamen, gewoonlijk van de bank in Kramfors, werd ze aangesproken met 'Juffrouw Britta Karlsson'. Ze zag er zonder meer uit alsof ze nog geen veertig was. Als ze een zoon had die in de twintig was, zou ze hem dus moeten hebben gekregen op zestien- à zeventienjarige leeftijd.[4]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
       Het was een lange slanke vent van in de veertig, en in tegenstelling tot alle andere hikers was hij glad geschoren met een verzorgde, gezonde uitstraling.[5]
  • veertigen (oude verbogen vorm na sommige voorzetsels)

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "veertig" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "veertig" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "veertig" ht als rechterdeel
  • ruim veertig
enkelvoud meervoud
naamwoord veertig veertigs
verkleinwoord veertigje veertigjes

deveertigv/m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 40 is aangeduid
    • Het is weer de veertig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar eenenveertigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de veertig eenmaal voorbij was. 

deveertigmv

  1. groep van 40 eenheden
    • De veertig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]