veertigurenweek
- Geluid: veertigurenweek (hulp, bestand)
- IPA: / ˌvertəxˈyrə(n)ˌwek / (5 lettergrepen)
- veer·tig·uren·week
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veertigurenweek | veertigurenweken |
verkleinwoord |
- patroon van arbeidstijden waarbij je gewoonlijk acht uur werkt op elk van de vijf werkdagen
- ▸ Hierop is dan ook het eerste socialistische experiment van Frankrijk, zo mooi begonnen (veertigurenweek, betaalde vakantie enzovoort) gekelderd.[1]
- In Belgisch-Nederlands worden samenstellende samenstellingen gemaakt met eerst een hoofdtelwoord en een tijdaanduidend zelfstandig naamwoord, zoals "veertigurenweek" en "achturendag". Meer algemeen gangbaar Nederlands is een tweedelige samenstelling van een hoofdtelwoord en een afleiding van het tijdaanduidende zelfstandig naamwoord: veertigurige werkweek, achturige werkdag. [2]
- Het woord veertigurenweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Marinus van der Goes van Naters“Met en tegen de tijd. Een tocht door de twintigste eeuw.” (1980), Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, ISBN 9029518081, p. 95
- ↑ Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, veertigurenweek