• uren

deurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uur
     De seconden die verstreken, voelden aan als uren.[3]
     'We schrapen stront van muren, we draaien talloze nachtdiensten per maand, we geven thee aan de paddotoerist met een agressieve trip, we overhandigen de psychotische zwerver die zichzelf onder piest een schone broek, we lopen uren door donkere, natte straten met de keurige bipolaire dame die in een wanhopige suïcidaal stemmende depressie zit en die de zich almaar herhalende mantra "je moet dood, je moet dood, je moet dood" eruit wil marcheren.[4]
     Ik had het idee al uren te hebben gelopen, maar ik bleek pas 1 mijl, oftewel 1,6 kilometer, in de benen te hebben.[5]
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]
  1. uren op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  4. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be