ach
- ach
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van droefheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
ach
- drukt medelijden, verbazing, ontzetting of onsteltenis uit
- Heeft hij echt kanker? Ach, nee toch!
- drukt uit dat iets minder belangrijk is
- Ach, dat heb je wel vaker met meisjes van deze leeftijd.
- drukt boosheid uit
- Ach! Hou nou eens eindelijk je grote mond dicht snotaap.
- Het woord ach staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ach" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "ach" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ach
ach
- tweede persoon enk beleefd accusatief van iart; u
- tweede persoon mv accusatief van iart / iartàndare / artàndare; jullie
- –
- òich
Telwoord (lim) | ||||
---|---|---|---|---|
0 | ||||
1 | 11 | 10 | 100 | 103 |
2 | 12 | 20 | 200 | 106 |
3 | 13 | 30 | 300 | 109 |
4 | 14 | 40 | 400 | 1012 |
5 | 15 | 50 | 500 | 1015 |
6 | 16 | 60 | 600 | 1018 |
7 | 17 | 70 | 700 | 1021 |
8 | 18 | 80 | 800 | 1024 |
9 | 19 | 90 | 900 | 1027 |
ach
- (Hooglimburgs) acht.
ach v
- (Hooglimburgs) acht.
- IPA: /ɑx/
- ach
ach
ach
- ach
ach
- ach, och; een uitdrukking van verschillende gevoelens (bewondering, leed, verbazing, verwarring, verzuchting en dergelijke)
- IPA: /ax/
- ach
ach