och
- och
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verdriet of medelijden’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- van Middelnederlands och; cognaat met 'och' in Fries en Duits [2][3]
och
- uitroep die verdriet en medelijden uitdrukt
- Gooiden ze stenen naar die kat? Och, dat is zielig!
- uitroep die weemoed of vertedering uitdrukt
- Och, wat een schatje is het toch!
- uitroep die onvrede uitdrukt
- Gaan ze een discotheek opblazen, och wat een lafbekken zijn het eigenlijk.
- inleidende uitroep van een vergeefse wens of verzuchting
- Och was ik maar
bij moeder thuisgebleven,
och was ik maar
met jou niet meegegaan. [4]
- Och was ik maar
- uitroep die minimale teleurstelling uitdrukt
- Je wil vanavond niet uit? Och, ik had eigenlijk ook niet zo'n zin.
- inleidende uitroep om iets goed te praten of als uitdrukking van welwillendheid
- Och, dat bedoelt hij vast niet zo gemeen als het klinkt.
- gebruikt om een volgende uitspraak te versterken
- Och, wat leuk dat jullie gekomen zijn!
- Het woord och staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "och" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "och" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ och op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hoes, J.songtekst Och was ik maar (1961) op website: songteksten.nl; geraadpleegd 2017-09-29
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ontstaan uit ach en cognaat met 'och' in Fries, Middelhoogduits en Middelnederduits [1][2]
och
- uitroep die verdriet en medelijden uitdrukt
- uitroep die verbazing uitdrukt
Naar frequentie | 8 |
---|
och