• och

och

  1. uitroep die verdriet en medelijden uitdrukt
    • Gooiden ze stenen naar die kat? Och, dat is zielig! 
  2. uitroep die weemoed of vertedering uitdrukt
    • Och, wat een schatje is het toch! 
  3. uitroep die onvrede uitdrukt
    • Gaan ze een discotheek opblazen, och wat een lafbekken zijn het eigenlijk. 
  4. inleidende uitroep van een vergeefse wens of verzuchting
    • Och was ik maar
      bij moeder thuisgebleven,
      och was ik maar
      met jou niet meegegaan.
       [4]
  5. uitroep die minimale teleurstelling uitdrukt
    • Je wil vanavond niet uit? Och, ik had eigenlijk ook niet zo'n zin. 
  6. inleidende uitroep om iets goed te praten of als uitdrukking van welwillendheid
    • Och, dat bedoelt hij vast niet zo gemeen als het klinkt. 
  7. gebruikt om een volgende uitspraak te versterken
    • Och, wat leuk dat jullie gekomen zijn! 
90 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]


och

  1. uitroep die verdriet en medelijden uitdrukt
  2. uitroep die verbazing uitdrukt


Naar frequentie 8

och

  1. en