Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • veer·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

veertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van veertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een veertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord veertigjarige veertigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

veertigjarige m / v

  1. levend wezen dat 40 jaar oud is of iets dat 40 jaar bestaat
    • De veertigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid