zeshonderdenzestig

Nederlands

       
0 6 6 0
zeshonderdenzestig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·hon·derd·en·zes·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

zeshonderdenzestig

  1. "660", langere vorm van zeshonderdzestig, zeshonderd plus zestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft zeshonderdenzestig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot zeshonderdenzestig. 
Synoniemen
  • zeshonderdzestig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "zeshonderdenzestig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "zeshonderdenzestig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)