• elf·en·der·tig
  • samenstelling van  elf ht  en  dertig ht  met het invoegsel -en- , naar de elf-en-dertig, onder wevers de aanduiding van een kam die voor het weven van extra fijn en breed linnen elf extra gangen boven de dertig gebruikelijke had; het begrip wees eerst op netjes werken, later verschoof de betekenis meer naar traag werken en werd het als een telwoord opgevat [1] [2]

elfendertig

  1. (informeel) om een willekeurig getal aan te duiden, kan aangeven dat het dan ook teveel is of dat het aantal niet echt ter zake doet
    • Ik heb je al elfendertig keer gevraagd om je kamer op te ruimen, komt er nog wat van? 
  • In Nederland is alleen het bijbehorende rangtelwoord gangbaar, in vaste verbindingen van het type "op z'n elfendertigst".