Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Elfenelfen
  • el·ven

de elvenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord elf
    • Er stonden twee Romeinse elven (XI) op de lijst en dat schiep enige verwarring 
  • In de betekenis van elf als mythisch wezen is het correcte meervoud elfen, hoewel door de boeken van J.R.R. Tolkien de vorm elven toenemend in gebruik gekomen is.

elven

  1. datief van elf; bij tijdsaanduidingen na voorzetsels
    • Het was nog ruim voor elven. 
  • Zij waren met zijn elven.
Zij waren elf in getal.


  • el·ven

elven, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van elv


  • el·ven
Naar frequentie 2559

elven, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van elv (betekenis: rivier)

elven, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van elv (betekenis: : elf)


  • el·ven

elven, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van elv (betekenis: elf)