• half·elf
enkelvoud meervoud
naamwoord halfelf
verkleinwoord

de halfelfv / m

  1. een tijdstip op de klok halverwege tien en elf uur
60 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be