0 2 1 1
tweehonderdelf,
op een abacus
  • twee·hon·derd·elf

tweehonderdelf

  1. "211", het getal tussen tweehonderdtien en tweehonderdtwaalf, tweehonderd plus elf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdelf euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdelf van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdelf" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdelf tweehonderdelfs
verkleinwoord tweehonderdelfje tweehonderdelfjes

de tweehonderdelfv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 211 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdelf opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdelfmv

  1. groep van 211 eenheden
    • Die tweehonderdelf kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.