0 2 1 0
tweehonderdtien,
op een abacus
  • twee·hon·derd·tien

tweehonderdtien

  1. "210", het getal tussen tweehonderdnegen en tweehonderdelf, tweehonderd plus tien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdtien euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdtien van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdtien" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdtien tweehonderdtiens
verkleinwoord tweehonderdtientje tweehonderdtientjes

de tweehonderdtienv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 210 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdtien opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdtienmv

  1. groep van 210 eenheden
    • Die tweehonderdtien kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.