tweehonderdtwaalf

       
0 2 1 2
tweehonderdtwaalf,
op een abacus
  • twee·hon·derd·twaalf

tweehonderdtwaalf

  1. "212", het getal tussen tweehonderdelf en tweehonderddertien, tweehonderd plus twaalf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdtwaalf euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdtwaalf van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdtwaalf" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdtwaalf tweehonderdtwaalfs
verkleinwoord tweehonderdtwaalfje tweehonderdtwaalfjes

de tweehonderdtwaalfv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 212 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdtwaalf opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdtwaalfmv

  1. groep van 212 eenheden
    • Die tweehonderdtwaalf kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.